Het hoge Noorden

2021
5
noorden

Na drie jaar vast wonen in Oppdal en vriendelijk te bedanken voor een deelname in het welgekende Belgische tv-programma doe ik hier graag uit de doeken hoe het een klimgeörienteerde Belg vergaat in Noorwegen en, speciaal voor deze editie, hoe een winterse week er voor mij uit ziet. Het is geen exact verslag, eerder een schets met bijeengeraapte ervaringen om een blik te bieden in het Noorse klimleven en een verklaring te geven over waarom het voor een winterliefhebber als ik onmogelijk is terug te keren naar België!

Maandagochtend gaat de wekker immer te vroeg af. De spieren zijn nog moe na een actief weekend maar helaas, de plicht roept. We moeten op om de lokale jeugd te onderwijzen!

Terwijl in de keuken de koffiekan vreugdevol gorgelt trek ik een trui aan en kijk ik op de thermometer: 17 graden binnen. Aangenaam. Min 21 graden buiten... Frisjes vandaag! Blij dat we vorige zomer gerenoveerd hebben en er nu effectief isolatie in de muren zit! Verder is het pikdonker buiten... en dat blijft het ook voor de komende 3-4 uur. Hoewel deze ‘donkere periode’ veel mensen afschrikt is het iets waar je eigenlijk best snel aan went.

Op school verloopt alles vlot en ondanks de wekelijkse “mandagsmøte” (maandagsvergadering) kom ik rond half vijf thuis. Het is een goede gewoonte niet direct stil te vallen want, hoewel de duisternis mentaal went, slaat de biologische klok soms wel eens te vroeg op slapenstijd. Daarom laad ik met Tammy (mijn vrouw) de ski’s in de pickup, en al gauw zijn we op weg naar Vangslia, een van de lokale skipistes.

Onze vrienden wachten ons op en gezien de liften gesloten zijn leggen we de vellen op om de kleine vijfhonderd hoogtemeters te stijgen. De verlichting stopt echter halfweg de piste, maar met een goede koplamp cruisen we vrolijk verder. Een klein halfuurtje later gaan de vellen in de rugzak, de ski’s in “partymode” en suizen we naar beneden met een full-speed Don (onze hond) in het spoor! Dinsdagmeetings zijn er niet, dus ben ik iets vroeger thuis. Daarom pakken we vanavond de rugzakken met touwen, vijzen en ijsblijlen en rijden we naar Drivdalen. Een halfuur van ons huis ligt “Treningsfeltet” een gebiedje met een aantal 30m hoge steile ijslijnen op vijf minuten stappen van de auto. Hoewel ook hier de koplamp zijn dienst bewijst komt één van mijn briljante uitvindingen erg van pas: de “LightBag-3000”. Een rugzak met autobatterij en twee 1500 lumen arbeidslampen. Een geniale manier om de hele crag te verlichten, al zeg ik het zelf! We klimmen wat voor en doen dan elk meerdere rondjes op toprope om warm te blijven. Eens thuis ploffen we moe maar tevreden in de zetel terwijl het inferno in de kachel ons gezellig laat knikkebollen.

Op woensdagvoormiddag hebben we op school zogenaamde “vakdagen”– een hele voormiddag met 1 vak. Gezien er vandaag geen wetenschappen op het programma staan gaan we in de voormiddag Storhornet op. Een kleine “topptur”, zoals dat hier heet, van ongeveer 1000 hoogtemeter. Hoewel het behoorlijk wat gesneeuwd heeft hoeven we hier niet bang te zijn voor lawines gezien de helling nooit boven de 30 graden komt. Eigenlijk is touren voor ons het wintersurrogaat van lopen (trailrunnen) of een toertje joggen door de buurt. In dat opzicht verschillen wij wellicht behoorlijk van de Noren, die s’avonds of voor korte duur liever de langlauflatten aantrekken. Met het schaamrood op de wangen moet ik hier echter vaak toegeven dat ik tot op vandaag nog geen enkele keer op die extreem lichte, wiebelig lange, flinterdunne latten heb gestaan!

Storen

Donderdag gaan we naar de (nieuwe) lokale klimzaal waar we onze goede vrienden en eigenaars van Opplev Oppdal, Emily en Andreas ontmoeten. Het koppel Canadezen runt hier het lokale rafting en adventure bedrijf, en in de winter hebben ze daarom veel tijd voor ski- en ijsklimtrips. Vanavond vergaderen we hier met hen voor het “Oppdal Ice Climbing Festival” – het ijsklimfestival die ik hier enkele jaren geleden uit de grond stampte. De pandemie verhinderde ons om dit jaar een festival te organiseren, dus zijn we extra paraat om er komend jaar (tweede weekend, februari 2022) een pareltje van te maken! Op vrijdag screenen we “the Alpinist” – de film over MarcAndré Leclerc in het filmtheater. Zaterdag (en zondag) organiseren we een reeks cursussen, vooral voor beginners, en 's avonds nemen twee klimmers het woord met een spetterende presentatie. Achteraf serveren we eten en wellicht volgt er ook tijdens deze editie een van onze ondertussen beruchte ijsklimparties!

Vrijdagavond trek ik met mijn vriend Snorre richting Jotunheimen, een gebied waar ik pas vorig jaar over geleerd heb en eerlijk gezegd van achterover viel. Een machtig berggebied waar in de tweede helft van 1800 – de goude jaren van het alpinisme – ook hier de Britten van de partij waren en vele eerste beklimmingen wegsnoepten (weliswaar vaak met lokale gidsen). Het massief heeft een ongelooflijk aantal alpiene routes, waaronder een aantal adembenemende graatoverschrijdingen. In de zomer gaat het vaak om vrij eenvoudige routes (PD/AD, 4e/5e graads rots) maar nu gaan we de uitdaging aan in de winter! Op zaterdag zijn we van plan de graat richting Store Skagastolstind – of makkelijker: Storen (de grote) – te volgen om na enkele rappels te overnachten in het “hytte på bandet”-bivak. We hopen daar slaapmatjes te vinden, want “light” is nog steeds “right”, ... dus we hebben enkel het absolute minimum aan materiaal meegenomen. Als we niet te veel moed verloren hebben beginnen we op zondag met een vijftal korte lengtes rots (4e graads) om dan snel over Dyrhaugsryggen – de graat over Dyrhaugstind – het hoefijzer te vervolledigen en terug naar het begin van de vallei te wandelen.

Op skagastolsryggen

Luchtig op skagastolsryggen

De route begint met een steile wandeling en wat klauterwerk richting Nordre Skagastolstind. Hier merken we dat klauteren in sneeuw en rijm snel klimmen maar vooral graven naar houvast betekent. Desondanks raken we vrij snel tot op de brede rug en wandelen we verder richting Skaret, een hak in de graat waar we twee korte lengtes moeten klimmen. Ik begin de eerste lengte en al snel merk ik weer maar eens dat zomerroutes in de winter meestal iets uitdagender zijn. Mijn lichte Akila bijltjes schrapen op zoek naar houvast, mijn crampons maken schrapende geluiden over de rots en vele barsten zitten vol sneeuw. Het kost me behoorlijk veel tijd, maar tevreden maak ik relais en haal Snorre naar boven. Met (iets meer?) stijl klimt hij de tweede lengte en daar staan we dan, aan het begin van de meanderende graat!

’s Zomers gaat het hier om een eenvoudige graat met enkele klauterpartijen tot aan Patchels sva de crux-lengte over een gladde plaat. Daarna volgt een korte rappel om vervolgens tot de top van Storen te klimmen. 'In de sneeuw kunnen we op bepaalde stukken snel vorderen, maar diezelfde sneeuw verbergt ook alle zekeringsmogelijkheden. Iets waar we bij onze planning van deze tocht geen rekening hebben mee gehouden. Hierna volgen enkele uren enorm luchtig traverseren...Af en toe kijken we terug en kijken we in verbazing naar onze sporen over de scherpe graat.

Patchels sva blijkt echter geen probleem gezien Snorre makkelijk een kort sneeuwcouloir omhoogklimt om de gladde plaat te vermijden. De dag vordert en omdat graven naar een rappel-anker nutteloos is klimmen we naar beneden om uiteindelijk aan de voet van Storen te staan. Wat sneeuwklauteren en vooral veel graven en schrapen zorgt ervoor dat we al gauw op de top staan! Enkele rappels, en een lange sneeuwhelling later vinden we tot ons groot jolijt niet alleen twee slaapmatjes, maar ook een stapel brandhout in het hutje! Het belooft een gezellige en vooral warme nacht te worden. De sfeer zit er dik in, dus we beslissen de dag erop verder te zetten met de tweede graat. De vijf korte lengtes rots blijken ook hier weer iets heftiger dan in de zomer. Gelukkig kent Snorre deze als zijn broekzak, dus kan hij me makkelijk de weg wijzen wanneer ik al in de eerste lengte wat verdwaal. Het is zwoegen. Het is zweten. Het is ‘exposé’ (hoe zeg je dat in het Nederlands?). Maar na zes uur staan we eindelijk op de brede top van Søre Dyrhaugstind. Vanaf hier is het een snelle wandeling tot de hoogste top, en dan is het naar beneden lopen – aldus Snorre. Of toch niet?

De sneeuw is hier in Patagonische stijl aan de rotspunten blijven plakken en geeft, terwijl de zon stilaan meer warmte geeft, erg weinig houvast. De graat blijkt hier ook veel luchtiger dan verwacht – iets wat zo stilaan begint door te wegen – en zorgt ervoor dat we traag vorderen. Op enkele plaatsen moeten we het touw uithalen om te rapellen, maar uiteindelijk vinden we skisporen die het einde van de moeilijkheden aankondigen. We doen zelfs geen moeite om een tiental met hoger naar de werkelijke top van Store Dyrhaugstind te klimmen, maar wandelen gewoon rond en dalen zo verder af.

Terug in de hut is het fijn onze ski’s te vinden, en gemakkelijk de helling af te skiën naar de auto. We beseffen maar half wat een enorm avontuur we beleefd hebben en hoe gelukkig we zijn om in zo’n ongelooflijk mooie omgeving te kunnen klimmen! Hoewel ik uitgeput ben, voel ik met toch ook weer helemaal opgeladen voor de komende week. Hoe kan het ook anders?

 

klein overzicht van de omgeving:

Zwarte cirkel: Oppdal Centrum.

In het rood: Drivdalen.

Vallei vol met ijs met een van de meest stabiele condities in Europa (van eind oktober tot maart). De lijnen zijn vaak kort (1-3 touwlengtes) met uitzondering van de 300m lange Kongsvoldfossen. Andere klassiekers zijn Tøftfossen, Wenche Foss (zie cover KBF-magazine 20141) en Bjølla. Hoewel de meeste lijnen van moderate moeilijkheidsgraad zijn (WI1 – WI3) vind je er ook een aantal verborgen parels tot WI5/M6.

In het blauw: Sunndalen. “Fossenes Rike” aka het rijk van de watervallen. Hier vind je de meer spectaculaire (WI5-WI6) en lange (700m) lijnen van de streek met het grote voordeel dat de meeste lijnen een korte approche hebben. Het kan geen toeval zijn dat ijsklimgodin Ines Papert hier een aantal ‘first ascents’ heeft! Gezien Sunndalen dichter bij zee (fjord) ligt is het weer hier echter iets meer wispelturig. Daarenboven liggen de meeste lijnen ook zuid-georiënteerd waardoor het seizoen hier iets korter is. (januari-februari). Sta me ook toe Snøvasskjerdingan te verkopen als ons lokale Chamonix – een enorm drie-dimensionale kanjer met goulotten, couloirs, ijs en rijm. Met andere woorden: alles wat een alpinist van een klimgebied verlangt!

In het groen: Litjdalen. Als verlening van Eikesdalen (een ander ijsklimmekka en tussen vrienden vaak het centrum van het universum genoemd) heeft deze vallei alles voor modern ijsklimmen. De langste waterval van de streek (en destijds de langste geklommen lijn in Europa) ligt hier verscholen: het machtige Tågbekken, 1000m(!) ijs tot WI5. Verder liggen er meerdere 800m lange lijnen, hangen er pilaren in eindeloze couloirs en zijn er alpiene routes verderop. Steil. Adembenemend. Machtig. (ps: let op voor lawines).

In het geel: Innerdalen. Tourskiparadijs alsook mixed/alpien speelterrein. Giklingdalen (zij-vallei) heeft heel veel rotsroutes uit de jaren 70-80 die nu minder geklommen worden (af en toe wat los gesteente en daardoor nu iets minder populair). De laatste jaren worden er daarom meer (zomer-)routes in de winter geklommen. Pittig maar vaak een leuke uitdaging!

Topos: Isklatrefører for Oppdal & Sunndal (Noors en Engels): Alle ijslijnen in de omgeving van Oppdal en Sunndalen. Klatrefører: Jotunheimen (Noors en Engels): Alle alpiene routes in Jotunheimen. Klatrefører for Innerdalen (Noors): Alle rotsroutes van Innerdalen. Met een beetje fantasie aldus ook alle winterroutes. Alle topos zijn verkrijgbaar in VPG – de lokale klimshop. (www.vpg.no)